Diafragma
Diafragma is de grootte van de lensopening en wordt aangegeven met een getal. De meest voorkomende standen zijn 2.8, 4, 5.6, 8, 11, 16 en 22. Hoe hoger het getal, hoe kleiner het diafragma. Waardoor u foto meer scherptediepte krijgt. Scherptediepte zorgt ervoor dat ook de achtergrond en omliggende objecten scherper worden. Wilt u een wazige achtergrond dan moet u voor een lager diafragma kiezen.
Diafragma is de grootte van de lensopening en wordt aangegeven met een getal. De meest voorkomende standen zijn 2.8, 4, 5.6, 8, 11, 16 en 22. Hoe hoger het getal, hoe kleiner het diafragma. Waardoor u foto meer scherptediepte krijgt. Scherptediepte zorgt ervoor dat ook de achtergrond en omliggende objecten scherper worden. Wilt u een wazige achtergrond dan moet u voor een lager diafragma kiezen.
Het diafragma bepaald hoeveel licht er op de sensor van de camera valt.
Het kleinste instelbare getal op je camera is de grootste opening van de diafragma (bijv. 2.8) en het grootste getal, de kleinste opening (bijv 16).
Bij het diafragma komt het volgend begrip om de hoek kijken, n.m. scherptediepte.
Eigenlijk zou je jezelf moeten afvragen bij het nemen van een foto:
Een kleine scherptediepte betekent een scherp onderwerp en alles ervoor en erachter is onscherp.
Bij een grote scherptediepte wordt juist de nadruk gelegd op zoveel mogelijk scherp in de foto.
Kort samengevat:
Wanneer je het onderwerp scherp wilt hebben en de rest onscherp → Een kleine F-Waarde op de camera instellen. (=groot diafragma)
Als zoveel mogelijk op de foto, scherp moet wezen → Een grote F-Waarde op de camera instellen. (=klein diafragma)
Mijn motto is: Door te spelen en uitproberen met de camera, leer je het meest.
Bijvoorbeeld:
Zet je camera in de stand "A" of "Av".
Maak een foto van een rij paaltjes met een instelling van het diafragma op 2.8
Maak vanaf dezelfde positie nog een foto maar nu met een diafragmainstelling van "16"
Nu zul je zien dat de op de eerste foto, het eerste paaltje scherp is en de rest onscherp. en op de 2de foto, alles scherp.
Het kleinste instelbare getal op je camera is de grootste opening van de diafragma (bijv. 2.8) en het grootste getal, de kleinste opening (bijv 16).
Bij het diafragma komt het volgend begrip om de hoek kijken, n.m. scherptediepte.
Eigenlijk zou je jezelf moeten afvragen bij het nemen van een foto:
- Hoe bereik ik een scherp onderwerp en een onscherpe achtergrond?
- Hoe krijg ik alles scherp?
Een kleine scherptediepte betekent een scherp onderwerp en alles ervoor en erachter is onscherp.
Bij een grote scherptediepte wordt juist de nadruk gelegd op zoveel mogelijk scherp in de foto.
Kort samengevat:
Wanneer je het onderwerp scherp wilt hebben en de rest onscherp → Een kleine F-Waarde op de camera instellen. (=groot diafragma)
Als zoveel mogelijk op de foto, scherp moet wezen → Een grote F-Waarde op de camera instellen. (=klein diafragma)
Mijn motto is: Door te spelen en uitproberen met de camera, leer je het meest.
Bijvoorbeeld:
Zet je camera in de stand "A" of "Av".
Maak een foto van een rij paaltjes met een instelling van het diafragma op 2.8
Maak vanaf dezelfde positie nog een foto maar nu met een diafragmainstelling van "16"
Nu zul je zien dat de op de eerste foto, het eerste paaltje scherp is en de rest onscherp. en op de 2de foto, alles scherp.